Vandaag is de skyline van Manhattan niet meer weg te denken uit het portfolio van het vrije westen. Zelfs rabiate Amerika-haters kunnen moeilijk om de imposante juxtapositie van skyscrapers heen. Daar heeft de WTC-amputatie niets aan veranderd. Ook alles er tussenin maakt deel uit van het collectieve geheugen. De videowalls van Times Square, de luxeboetieks van Fifth Avenue, de ongezellige drukte van Wall Street: we kunnen ons er allemaal iets bij voorstellen. Like it or not, New York City maakt indruk. Het is echter niet altijd zo geweest. Net tweehonderd jaar geleden legde men de basis voor dat icoon van vooruitgangsgeloof en overmoed.
Toen de eerste settlers tussen beide armen van de Hudson River hun tenten opsloegen vonden ze niet meer dan een te temmen wildernis. In die woestenij stichtten de Nederlanders in 1624 Nieuw Amsterdam, met – aldus de overlevering – naar het noorden gevluchte Walen als proefkonijnen. De bedrijvige nederzetting dijde snel uit. Terloops werden die Nederlanders door de Britten verdreven, die niet talmden om de ontwikkeling van het herdoopte New York verder te zetten. Wat nu Downtown Manhattan is werd een uit de kluiten gewassen dorp, dat na verloop van tijd samen met Boston en Philadelphia tot de voornaamste (proto-)Amerikaanse centra kon worden gerekend. New York groeide, het natie ontstond en kreeg vorm, het land industrialiseerde en de migranten kwamen in grote getale opdagen. Chaos dreigde. Al in 1804 besefte de lokale overheid dat die expansie enkel met structurele maatregelen in de hand te houden was. Men tastte de mogelijkheid af om een masterplan op te stellen, maar dat liep niet van een leien dakje. Het ontbrak aan een politieke consensus en keer op keer ontstond discussie over eigendomsrechten. Op basis van het Dongan Charter of the City of New York (1686) had de stad soeverein gezag over het hele schiereiland van Manhattan verkregen en maakte meteen ook aanspraak op de gronden die nog niet aan derden waren verkocht. De percelen die wel al in privé-handen waren overgegaan lagen niet netjes op een rijtje, zodat het aanleggen van een nieuw stratenplan een mission impossible zou worden. Tabula rasa maken was aanvankelijk uitgesloten.
Het stadsbestuur zag de bui hangen en richtte zich tot een hogere overheid. New York trok naar het deelstatelijk parlement van de Empire State in Albany. In een memoriaal stelde de stad uitdrukkelijk dat het de bedoeling was “laying out Streets… in such a manner as to unite regularity and order with the public convenience and benefit and in particular to promote the health of the City” Of men kon helpen om deze doelstelling te realiseren? Albany ondernam actie. De State Legislature benoemde in 1807, op aansturen van de stad, een speciale commissie die een bindend stratenplan mocht opstellen. De commissie beschikte over een duidelijke taakomschrijving en prerogatieven, want ze had de “exclusive power to lay out streets, roads, and public squares, of such width, extent, and direction, as to them shall seem most conducive to public good, and to shut up, or direct to be shut up, any streets or parts thereof which have been heretofore laid out… [but] not accepted by the Common Council.”
Dat comprehensive plan kon pas worden opgemaakt als alles minutieus in kaart was gebracht. De commissie stelde de piepjonge landmeter John Randel Jr. aan om met zijn team de hele oppervlakte centiare na centiare op te meten. Manhattan was geen plat polderlandschap, maar een kilometerslang heuvelend schiereiland, getooid in struiken en bossen en onderbroken door kreken en beken. Wie de lange Avenues al eens heeft afgewandeld weet dat het geen biljartvlak is, maar dat is niets vergeleken met de toestand in het begin van de negentiende eeuw.
De toenmalige bebouwde kom van New York stopte aan Canal Street. Daarboven kon hier en daar een boerderij worden onderscheiden en vormde Greenwich – het huidige Greenwich Village – een kleine dorpskern, maar voor het overige kwamen Randel en de zijnen op maagdelijk terrein. Of toch niet helemaal, want op de gronden die al in privé-bezit waren liep hier en daar een eigenaar rond. Landmeters zinden hen niet en het kwam al eens tot een handgemeen en een arrestatie. Soms liet men zelfs een troep honden op de ambtenaren los, maar dat waren uitzonderingen. Op een doordeweekse dag moest men vooral met ordinair gereedschap gewapend zijn. Manhattan was “impassable without the aid of an ax.” Drie jaar meten en tekenen.
Randel bracht op regelmatige tijdstippen verslag uit aan de commissie in de vorm van nieuwe topografische kaarten. Tijdens elke vergadering dook de vraag naar de finaliteit van de zaak op. Ging New York voor een dambordpatroon of zou de toekomstige metropool bestaan uit een netwerk van cirkelvormige wegen, ovalen pleinen en sterren? Het dambordpatroon was op dat moment de gangbare vorm van stadsplanning in de nog jonge Verenigde Staten. Het model van Philadelphia (horizontale wegen met bomennamen, verticale genummerde straten) werd op veel plaatsen gekopieerd. Of zou men inspiratie halen uit het plan van l’Enfant voor Washington? In alle geval liet de definitieve beslissing weinig aan de verbeelding over: verticale avenues en horizontale streets. De grillige vorm die het schiereiland toen nog had was nooit een bepalende factor om alsnog met curves te gaan werken. Ook het reliëf van Manhattan belette de commissie niet om voor het dambordpatroon te kiezen. Na verloop van tijd zou alles worden geëgaliseerd, zij het met respect voor de natuurlijke hellingsgraad van het schiereiland. Sommige New Yorkers waren daar niet zo over te spreken: “These are men… who would have cut down the seven hills of Rome”, aldus Clement Clarke Moore. Het haalde allemaal niets uit: eind maart 1811 werd groen licht gegeven voor het plan van de Commissioners.
Op de uiteindelijk gepubliceerde versie figureerde Randel’s naam nergens op de kaart. William Bridges, de toenmalige stadslandmeter van New York, had het document op een slinkse manier toegeëigend en er zijn naam onder gezet. De feitelijke auteur beschuldigde hem later van plagiaat, maar de zaak werd niet op de spits gedreven. Randel bleef betrokken bij de implementatie van het plan. De volgende tien jaar van zijn leven vulde hij met het afbakenen van de percelen en de plaatsen waar de avenues en streets moesten komen. Zijn team plantte meer dan 1500 kentekens in de grond die moesten tonen waar de City of Angles in alle eer en glorie zou verrijzen. Ook een aantal verdere uitwerkingen van het plan zijn van de hand van Randel.
Tweehonderd jaar later is het voorstel uit 1811 bijna helemaal in de praktijk gebracht, op een aantal kleine wijzigingen na. Zo was er in het oorspronkelijke ontwerp geen plaats voor Broadway, de enige diagonaal in het huidige dambord. Ook van Central Park was toen nog lang geen sprake, want dat werd pas een kleine halve eeuw later aangelegd. Maar dat doet er allemaal niet toe. Het Commissioner’s Plan wordt niet zonder reden New York City’s single most important document genoemd. Zonder een visie op hoe een stad zich moest en zou ontwikkelen was Manhattan, en bij uitbreiding gans New York City, vandaag verre van het icoon dat het nu is. En dan hadden we wellicht geen skyline zonder gelijke gehad.
Bronnen:
- 200th Birthday for the Map That Made New York (New York Times, 20/3/2011) (Interactive map)
- Augustyn R.T. & P.E. Cohen, Manhattan in maps 1527-1995, Rizzoli, New York City, 1997
- Homberger E., The historical atlas of New York City, Holt, New York City, 2005
- Robbins S. & R. Neuwirth, Mapping New York, Black Dog Publishing, London, 2009
- REMARKS OF THE COMMISSIONERS FOR LAYING OUT STREETS AND ROADS IN THE CITY OF NEW YORK, UNDER THE ACT OF APRIL 3, 1807
Geef een reactie