Hip en cool zijn moet je verdienen. Of je moet de tijd mee hebben. Dat was het lot van Bill Gates in de zomer van 1995. De lancering van dat nieuwe besturingssysteem, dat heel toevallig Windows 95 heette, leverde chaotische tv-beelden op. De fans stonden uren in de rij om die lichtblauwe doos met gekleurd venster aan te schaffen. Hun commentaren aan de uitgang van de lokale elektrogroothandel waren uitzinnig: Windows 95 ging de wereld veranderen. Wie een computer had die sterk genoeg was kon het ding zelf operationeel maken, maar dat was in die dagen nog niet vanzelfsprekend. “Laat het ding het liefst door een specialist installeren. De procedure is nogal moeilijk en je kan snel fouten maken die de computer om zeep helpen.” Men was gewaarschuwd, maar “op de meeste computers is Windows al kant en klaar geïnstalleerd.” Gelukkig, want anders gingen te veel mensen van een kale reis terug komen. Windows 95 was traag in vergelijking met de huidige software, maar het was alvast een grote vooruitgang. De vensters en programma’s waren al bij al makkelijk navigeerbaar. De PC deed in vele huishoudens zijn intrede. Iedereen aan het werk.
Of toch niet helemaal. Er waren ook van die nerds die met een ander systeem werkten. Mac? Ja, Mac. Gesymboliseerd door een appel, maar geen van ons wist precies hoe dat ding in elkaar zat. Kan men eens niet normaal doen en werken met de dingen waar iedereen mee werkt? La Flandre profonde. Afwijkende zielen werden al snel als aberrant aanzien. Geheel onterecht, zo bleek later, maar we zijn er allemaal schuldig aan. Een militante minderheid bleef het merk trouw in de hoogdagen van Microsoft.
Hoe meer we op de pc beroep moesten doen, hoe irritanter de onhebbelijkheden van Windows werden. 98 was een complete ramp. Een virus heeft ooit mijn volledige documentenboom naar de vaantjes geholpen; kopies maken op floppy’s was onbegonnen werk en telkenmale cd’s branden evenmin een aangewezen piste. Externe harde schijven waren toen nog toekomstmuziek. Ook de opvolgers werden met de dag onaangenamer. Virusscanners die de performantie omlaag haalden, schermen die van resolutie veranderden, automatische updates die crashten, f****** Service Packs die de boel in de war stuurden, draadloze netwerken die niet konden worden gevonden, foutmeldingen allerhande: kommer en kwel was ons deel, met het vermaledijde Vista als culminatiepunt. Na de diefstal van mijn laptop was het begin 2009 over en uit: ça suffit met Microsoft. Het was beslist: ik zou overschakelen naar Apple, of het nu zou klikken of niet, het kon me niet meer schelen. Over en uit met die rommel uit Seattle.
Een half jaar eerder had ik al kennis gemaakt met de iPod. Meegebracht uit de Apple Store op 5th Ave. Het ding werkte. En hoe. Misschien was zo’n MacBook nog niet van de kwaadste. Let’s give it a try. Met horten en stoten: veertien dagen lang heb ik dat ding verwenst. Totaal gedesoriënteerd. Eénmaal de vertrouwde Windowsreflexen uit de vingers waren en voor alle nevenprogramma’s Apple- of Open Source-varianten waren gevonden kwam de aha-erlebnis. Wow… dit marcheert… en komt me niet eindeloos lastig vallen met updates… en vindt netwerken als ik die nodig heb. Alle ergernissen uit het Windowstijdperk waren in één klap verdwenen. En dat zijn ze, tot spijt van wie het benijdt, tot op de dag van vandaag. Althans voor persoonlijk gebruik.
Daarna volgde de rest, met als absolute uitschieter de iPhone. Stuk voor stuk toestellen die ons leven niet hebben dooreengeschud, maar toch een stuk makkelijker hebben gemaakt. Ze doen gewoon wat je van hen vraagt. Ze lossen op een gegeven moment het gegeven probleem op. Niet meer, niet minder. Peperduur zijn ze, dat wel, zelfs woekerprijzen. Duur genoeg om nét niet af te haken. In Califonië speelde men er gewiekst op in.
Bedankt Steve. Een standbeeld krijg je niet, want dat zou er te ver over zijn, maar de boodschap dat je met creativiteit en leiderschap héél ver kan geraken blijft nog lang overeind.
Geef een reactie