Niet elke historicus/a neemt counterfactual history ernstig. Tegenfeitelijke geschiedschrijving pleegt verraad aan de gekoesterde werkethos. Het principe is tegelijk simpel en ongelooflijk ingewikkeld: je verandert één klein aspect aan een historisch feit en schetst het vervolgverhaal, logisch verder redenerend op basis van reële bronnen en onderzoek. Op het moment dat gefundeerde waarschijnlijkheid in speculatie overloopt hou je er mee op. Als resultaat bekom je een verhaal van een plausibel alternatief verloop, ceteris paribus. Zowaar wetenschappelijk verantwoord watalsen, de counterfactual der counterfactuals indachtig: had de wereld er anders uit gezien als Hitler in de eerste wereldoorlog was gesneuveld? Misschien, maar misschien ook niet. Of zoals in Het land dat nooit was (Een tegenfeitelijke geschiedenis van België) zo mooi is uitgewerkt: zou de Congolese bevolking meer dan een eeuw geleden een even grote tragedie hebben beleefd indien Leopold II de kolonie was ontlopen? Meer dan waarschijnlijk, want in een imperialistisch Europa zat iedereen te azen op de Centraal-Afrikaanse grondstoffen. Aan het werk dus.
De counterfactual history bekijkt een en ander vanuit een nieuw perspectief: in plaats van het steeds over die wrede Leopold II te hebben onttrek je de gebeurtenis aan de historisch gegroeide en steeds bevestigde aversie tegenover één figuur. Je plaatst alles terug binnen structuur en context. Veel hoef je niet te doen: had één bewuste raadgever een ander advies gegeven, dan was de vorst misschien wel als gefrustreerde Coburger weggekwijnd, mijmerend over wat hij met al die macht en inkomsten had kunnen doen. Dat is de voornaamste verdienste van het project: het geeft onderzoekers suggesties voor andere, verrijkende invalshoeken. Niets meer, maar ook niets minder.
In een capita selecta worden tien specifieke gebeurtenissen in de Belgische politieke, economische en sociale geschiedenis minimaal getweaked. De wetenschappers doen dat heel systematisch en blijven trouw aan hun metier en expertise: na de tegenfeitelijke narrative (het verhaal van het alternatieve verloop) komt telkens de analyse. Daarin leggen ze secuur bij elke stap de gevolgde redenering en de bestaande bronnen bloot. Ze zeggen ook waar de gedachteoefening moet stoppen: tot hier en niet verder, want alles wat nadien mogelijks gebeurde is niet meer wetenschappelijk te onderbouwen. Meteen ook de achillespees van het experiment: waar leg je die kritieke grens? In sommige episodes, zoals die over de gevolgen van een vervroegde introductie van het algemeen enkelvoudig stemrecht en het stuk over de Koningskwestie die een republiek baarde, gaat men toch wel bijzonder ver. De auteurs geven dat ook wel aan, maar soms is de verleiding groot om via mooie woordspelingen de geschiedenis een tikkeltje te herschrijven.
Dat mag nu net niet de bedoeling zijn. Want het is soms verdomd moeilijk om de tegenfeitelijke scenario’s niet beter te vinden dan het werkelijke verloop van de geschiedenis. Meer nog: soms spiegelen de auteurs ons een realistisch beeld van modelstaat België voor. Zo zijn de hoofdstukken over ruimtelijke ordening en waterbeheer om van te smullen; de unitaire republiek zonder communautaire hoogspanning is precies een sprookje. En een koloniaal maagdelijk België dat internationaal met propere handjes machtsgeile dictators op de vingers kan tikken: voorwaar!
Zo is het allemaal niet gelopen. Kommer en kwel waren steeds ons deel, maar dat mag niet beletten om de denkoefening te maken. Het genre flirt voor pedante historici – soyons sérieux, soortgenoten, zijn we dat niet allemaal een heel klein beetje? – met spielerei, maar verdient wel degelijk een plaats in het Grote Bedrijf. Het is geen ronduit idiote fictie binnen historische krijtlijnen, maar stimuleert precies de creativiteit. Als het kan helpen om evidenties in vraag te stellen, dan kunnen we het moeilijk negeren. Het land dat nooit was hoort dus thuis op uw boekenplank. Maar nu trek ik me toch eventjes terug met een verhaal dat effectief gewesen ist.
Geef een reactie