<!––>De opmaak van de begroting voor 2012 verloopt naar verluidt eerder moeizaam, to say the least. De regering-Leterme is ondertussen bezig met het opstellen van een eigen versie, maar dan met voorlopige twaalfden. Schandalig, zegt u? Het is alleszins niet nieuw. Je hoeft de Parlementaire Handelingen maar open te slaan. Geen evidente lectuur voor op een avonduur, maar er staan toch wel leuke dingen in. Zoals het nummer van 18 december 1931. Pagina 313 leert dat het parlement ook toen moest instemmen met voorlopige kredieten. Het Wetsontwerp tot toekenning voorloopige kredieten te gelden op de begrootingen voor het dienstjaar 1931 werd meerderheid tegen oppositie goedgekeurd, behalve één kamerlid: Hyacinthe Housiaux (1880-1964). De man, die zetelde voor de katholieke partij, onthield zich en maakte van de gelegenheid gebruik om zijn stem te motiveren. Housiaux was klaar en duidelijk: “Je me suis abstenu au vote sur les crédits provisoires pour protester contre une mauvaise pratique qui, malgré les récriminations justifiées, nous est imposée tous les ans. Le vote des crédits provisoires est anticonstitutionnel: je ne pourrai m’y rallier.” Tachtig jaar geleden, maar weinig lijkt veranderd. Zal er ook dit keer een Hyacinthe in de plenaire vergadering zijn of haar mening verkondigen?
In memoriam: Willy De Clercq
Op 19 februari 2002 organiseerden we met de Christen-Democratische Studenten een debat over de Europese Unie na de Verklaring van Laken. Verhofstadt’s Europees moment de gloire. Noblesse oblige: we waren moreel verplicht om van elke grote politieke formatie een eminent vertegenwoordiger uit te nodigen. Mark Eyskens ging graag op de invitatie in en ook Anne Van Lancker bevestigde haar komst. Zouden we bij Willy De Clercq het fiat krijgen? Doorgaans was het nog niet gelukt om prominente liberalen op de koffie te krijgen, de immer gulle Herman De Croo terzijde gelaten. We contacteerden met een bang hartje de Minister van Staat. Mijn geheugen laat me eventjes in de steek, maar voor zover ik mij herinner beantwoordde De Clercq persoonlijk de telefoon. Hij had nog een gaatje in zijn agenda; met plezier zou hij naar Leuven komen.
En zie: het kwieke 74-jarige Europees Parlementslid was als eerste op de afspraak. Hij was al een half uur te vroeg in de donkere Aula Gaston Eyskens; met de trein was je in die tijd nog op tijd. Toen de anderen op zich lieten wachtten verontschuldigden we ons, maar daar had hij geen erg in, want “dat gebeurt met iedereen. Ik wacht graag, zolang ik om half elf de trein naar Gent kan halen.” Zo geschiedde. De drie sprekers gaven ons een geanimeerd debat, ondanks de mindere opkomst. Mja, eigenlijk een beschamende opkomst voor de aanwezige expertise. Gezwind nam hij na de discussie afscheid. Hij had zijn plicht gedaan: Europa dichter bij de mensen brengen, ondanks dat het publiek niet het zijne was. Dat luisterde echter met evenveel respect naar deze éminence grise. Al bij al een geslaagde avond. Het tweede semester was met een sterk inhoudelijke activiteit gelanceerd…
Nadien zag ik Willy De Clercq nog eens op de trein, tweede klasse, tussen Brussel en Gent. Gewoon, zoals alle anderen.
Klauwende Leuvense Leeuw
Op het moment dat nog maar eens een dienaar van het vaderland het veld wordt ingestuurd om een regering op de been te helpen en, en passant, een communautair akkoord uit te dokteren, heeft men in Leuven duidelijk al zijn huiswerk gemaakt. Enkele weken geleden nog berichtten we over het tweetalige Déviation-Omlegging-verkeersbord op de hoek van de Rijschoolstraat en de Vital Decosterstraat. Een ijverige bediende of een taalsoldaat had toen Déviation doorstreept. Uiteraard, dit is ééntalig Vlaanderen. Ligt nogal gevoelig, weet u wel. Zelfs dat was niet voldoende, want nu blijkt dat het tweetalige bord door een eentalig exemplaar is vervangen. Heeft een Klauwende Leuvense Leeuw de autoriteiten verwittigd?
Mijn partij
Ons land zit nu al bijna vier jaar in een haast voortdurende politieke impasse. Nooit eerder stonden beide landsgedeelten zo diametraal tegenover elkaar. Nooit eerder is de politieke apathie groter geweest. En nooit eerder kende mijn partij in zo’n kort tijdsbestek hoogtes en laagtes van dergelijke omvang. Na jarenlang engagement doet dat pijn, want de kracht en de inzet van de zovele honderden militanten verdienen heus meer dan een nul op het rekest. Twaalf jaar Christen-Democratie, balancerend tussen euforie en smart, maar steeds met beide voeten op de grond.
Ik raakte persoonlijk betrokken in de structuren eind 1999. Van opportunisme kon u mij bezwaarlijk beschuldigen: de partij had net veertig jaar regeringsverantwoordelijkheid opgenomen en was na die vermaledijde dertiende juni in de oppositie beland. De VLD, die was hip. Daar moest je zijn om er bij te horen, maar het programma en nog veel meer de stijl van de Vlaamse liberalen spraken me niet het minste aan. Neen, als we er dan toch wat van onze kostbare tijd willen aan spenderen, geef ons dan maar een partij die zich tot alle lagen van de bevolking richt en die bewezen heeft dat ze met bekwame en integere mensen dit woelige land kan besturen. De CVP it shall be, maar was dat nu net een partij die in een ongeziene crisis was beland. De dreun was hard aangekomen.
Stefaan De Clerck, de enige figuur die niet echt was afgegaan, kwam al snel aan het roer. De Kortrijkzaan had er zin in. We zouden nadenken over wie we zijn, over onze boodschap en moesten dringend ons programma actualiseren. De structuren moesten worden opengegooid (remember de bijenkorven?) en, last but not least, een nieuwe naam ging de kers op de taart worden. De voorzitter stond voor een hachelijke taak: tegelijk renoveren en geloofwaardig oppositie voeren, maar ook weten dat hij als locomotief eigenlijk een trein moest trekken die te zwaar was om op snelheid te komen. Politieke communicatie was in een razendsnel veranderend medialandschap niet zijn sterkste punt en dat wist hij ook wel, maar hij en de partij werden er genadeloos op afgerekend. Het moet voor de man zwaar zijn geweest en dat hadden wij als Jongeren ook niet steeds even goed begrepen. Le parti, c’était lui. Hoezeer de verschillende kopstukken ook hun best deden om hét alternatief voor paars(-groen) voor te stellen, steeds stond de CVP, en later CD&V, gelijk aan wollig taalgebruik, want die voorzitter, dat was toch geen groot licht. Hij kon niet duidelijk maken waar zijn partij voor stond en als hij dat niet kon, dan kon de rest van de partij dat ook niet. Punt. Pas nadien werd duidelijk wat voor hondenstiel Stefaan De Clerck toen heeft moeten verrichten. Incasseren, inderdaad, maar daar deden we toen allemaal aan mee. Dat is uiteindelijk zelfs normaal. Politiek is niet voor koorknaapjes, al kan je soms twijfelen aan de effectiviteit van dit hard-tegen-onzachtspel.
Op de dirigent schieten is makkelijk. De fundamentele keuzes werden echter collectief gemaakt en door de leden op de congressen goedgekeurd. Van 1999 tot en met 2001 werden inhoudelijk – ondanks de modeterm wolligheid – duidelijke standpunten ingenomen. Het sociaal-economisch programma stond, op wat punten en komma’s na, weinig ter discussie. Op ethisch vlak gingen we er grondig op vooruit; als Jongeren militeerden we voor het homohuwelijk en haalden, tegen alle verwachtingen in, onze slag thuis. Ook op dat laatste punt, de V, bereikte de partij een al dan niet lichtjes geforceerde consensus. In die nieuwe naam stond de letter voor Vlaams. De partij heeft altijd al een sterke en mondige Vlaamse vleugel gehad. Hoe zou je zelf zijn: je kan een uitgelezen kans om een thema, met een groot electoraal potentieel, toch niet zomaar laten passeren? Verbaal sterke vertolkers, makkelijk aan de man te brengen en een zee aan mogelijke klanten: wat kan je meer wensen? Eerlijk is eerlijk: het Congres van Kortrijk van eind september 2001 stemde het confederalisme en de staatsdragende partij begon sterker dan ooit een Vlaamse koers te varen. De keuze was door het opperste orgaan gemaakt en daar moesten we ons als militant bij neerleggen. Zo gaat dat nu eenmaal in een democratische partij.
Ik keerde met gemengde gevoelens uit Kortrijk terug. Ja, we stonden er weer, opgefrist en met veel enthousiaste militanten die er elke dag opnieuw weer voor gingen. Aan de andere kant moesten we als diezelfde militant, die rotsvast in de fundamentele socio-economische boodschap van de partij gelooft, steeds erbij vertellen hoezeer we aan dat Vlaanderen verknocht waren. Meer Vlaanderen en minder België. Als studenten kwamen we heel vaak in contact met andersdenkenden en moesten dus steeds heel wat moeite doen om mensen van ons alternatief te overtuigen. “Zijn jullie dan voor een onafhankelijk Vlaanderen?” Neen, dat ook weer niet. Of toch een klein beetje? Een heel klein beetje misschien. Ik voelde me daar ongemakkelijk bij. Vlaams was bon ton, het woord België hanteren was naïef. Maar goed: my party, right or wrong. We probeerden de officiële standpunten te verkondigen, maar het leverde steeds een vlaag van buikpijn op. Wie in deze materie een gematigde en redelijke overtuiging heeft had het moeilijk. Ik had een viscerale afkeer van de stijl en het programma van de Volksunie en later de N-VA. Nu moesten we als overtuigde Christen-Democraten ook de nadruk op een analoog discours leggen. Het was uiteindelijk voor de goede zaak.
In 2003 plakte het CD&V-cement nog niet. Paars kon niet gebroken worden en Verhofstadt – de baarlijke duivel – kon aan een tweede ambtstermijn beginnen, met dank aan de alomtegenwoordige teletubbies. Stefaan De Clerck werd bedankt voor bewezen diensten, die, alles in ogenschouw genomen, in de gegeven omstandigheden niet gering waren. Een kapitein kan in een woeste zee zijn schip zo goed en zo kwaad als mogelijk rechthouden, maar soms zijn de golven té sterk. Yves Leterme nam het roer over en het leek de man van de laatste kans. Hoe krijgen we de boel weer op de rails nu al onze inspanningen niet lijken aan te slaan? De rekensom was snel gemaakt. Er werd op de V ingezet en op 14 februari 2004 was het kartel CD&V-N-VA een feit. Opnieuw was het voor sommige militanten met veel spijt in het hart, maar de partij had een keuze gemaakt met rationele argumenten. De Vlaamse verkiezingen werden dankzij de ongeëvenaarde Respect-campagne (en het zichtbaar worden van het jarenlange geklungel van Verhofstadt) gewonnen door CD&V-N-VA, al voelden ze de hete adem van extreem-rechts in de nek. En ja, soyons sérieux, op dat moment had het zogenaamde Vlaams Kartel er voor gezorgd dat we als militant niet meer als politieke paria werden behandeld. Dat was mooi meegenomen, met dank aan die V. Ondertussen, en dat is geen onbelangrijk detail, was de verhouding met zusterpartij cdH beneden het vriespunt gezakt. Milquet’s capitulatie bij de Lambermontakkoorden had diepe wonden geslagen. Een partijgenoot omschreef het plastisch: “Beide partijen lijken op elkaar zoals een paard en een zebra.”. Of een andere: “Tja, wij hebben nog een gemeenschappelijke rekening en er zijn de mooie ogen van Joëlle Milquet.”. Het ongenoegen was niet meer dan terecht en die mooie ogen van Milquet, euh, u begrijpt dat enige ironie zich van ons meester maakte. Cynisme was voor later.
L’état de grâce van de Vlaamse Leterme I duurde lang. Terecht. Er waaide een nieuwe wind door de regio. Behoorlijk bestuur en nederigheid werden geapprecieerd. De regering had ook de portefeuille mee en kon goede resultaten voorleggen. Elk congres klonk het applaus harder. Bovendien was er steeds een delegatie van de vrienden van de N-VA aanwezig. Geert Bourgeois liep er in het begin heel onwennig rond. Het was niet evident voor de man: hij had zijn leven lang in Izegem tegen die CVP gestreden. Lokaal kon er in de borstelstad immers onmogelijk een kartel worden gevormd. De ironie van een tijdelijk politiek fenomeen. We moeten eerlijk blijven. Het was dan wel niet mijn droomformule, maar we haalden er stemmen mee. In een democratie zijn die nu eenmaal noodzakelijk om je programma te kunnen uitvoeren. Het gaat om het eindresultaat.
En toen kwam 2007. Als minor doch onvervangbare partner van het kartel kon de N-VA naar hartelust haar radicaal Vlaams programma in de campagne uitspelen. Verhofstadt, die verrader van de Vlaamse zaak, was politiek opgebrand en het kartel had een eenvoudige en duidelijke boodschap. Yves Leterme haalde een monsterscore en wist meteen hoe laat het was. Met 796.000 voorkeurstemmen heb je geen vrienden meer. Er was veel beloofd; de druk was enorm. De Big Bang moest er komen en de man die het compromis moest realiseren speelde één tegen allen. De rest is geschiedenis. Die zomer kon de partij nauwelijks op enige vorm van medewerking of clementie rekenen. Madame Non was geboren. Met haar Franstalige collega’s bleek evenmin iets aan te vangen. Twee aparte publieke opinies hadden het antagonisme op de spits gedreven. Met de Franstaligen viel gewoon geen land te bezeilen. Nous ne sommes demandeurs de rien. Het was niet enkel slecht toneel, het was ook tegen alle ratio in. Zestig procent van het huwelijk wou over de relatie praten; veertig procent negeerde elke redelijke dialoog. De onderhandelingen mislukten; na het Verhofstadt III-intermezzo raakte Leterme I niet op dreef. En passant splijtte het kartel en tegen kerstmis zorgde Fortis voor de totale crash.
De breuk van het kartel was vooral voor de vader ervan een pijnlijke zaak. Tijdens een inderhaast samengeroepen congres in Molenbeek zagen we bedroevende taferelen, maar zij die er nooit echt fan van waren geweest konden daarvoor moeilijk een traan laten. Wel voor het openlijke lijden van de partij. Met heel die kartelhistorie blijf je als militant worstelen. Ja, het leverde ons een verkiezingsoverwinning op en we konden hierdoor een deel van ons programma realiseren. Dat is uiteindelijk belangrijker dan het knagende gevoel bij een minderheid van de militanten. Die minderheid was groter dan men aanneemt, maar alle neuzen moeten nu eenmaal in dezelfde richting wijzen. Op korte termijn heeft het kartel zeker vruchten afgeworpen. Dat was hoog nodig. Op lange termijn bleek het een blok aan het been. De partij heeft nadien – au besoin de la cause – haar vroegere staatsdragend karakter eventjes terug opgenomen, maar deze formule bleek tijdens de verkiezingen van 2010 niet meer geloofwaardig. Persoonlijk kon ik mij perfect vinden in het gematigde discours van die campagne, maar het was damage limitation. Het spektakel was op de spits gedreven en de Vlaamse kiezer koos voor meer radicale maar duidelijke taal. Jammer.
Here we are now. De partij zakte naar een historisch dieptepunt en ketende haar wagonnetje terug vast aan de N-VA van Bart De Wever. De draad van voor juni 2007 wordt weer opgepikt, maar dan in een omgekeerde positie. Daar waar de ter ziele gegane Volksunie door de Christen-Democraten werden gereanimeerd, daar dreigt mijn partij door het verloop van de feiten door diezelfde N-VA naar de woestijn te worden gestuurd. Paniek is nooit een goede raadgever, maar stilaan rijzen vragen naar de unique selling position van CD&V. Eén ding stelt me gerust: voor de Vlaamse Zaak en het one issue-denken is er een beter alternatief. CD&V zal de Vlaamse Leeuw alvast niet harder moeten laten brullen dan de N-VA. Waar moeten we dan op terugvallen? De vraag stellen is in se al een belediging. De partij heeft een verschrikkelijk waardevol maatschappelijk project. Iedereen moet in deze samenleving zijn of haar plek kunnen vinden: sociale bescherming en vrij initiatief zijn de hoekstenen van ons maatschappelijk bestel. Een efficiënt staatsapparaat is daartoe een noodzakelijke voorwaarde. Aan deze staatsstructuur moet worden gesleuteld. Daarvoor hébben we, chers amis francophones, een staatshervorming nodig, maar dan één waarin vlag en wimpel geen rol spelen. De discussie moet van haar passies en donderpreken worden ontdaan. Wij hebben geen Vlaamse Leeuw nodig om deze staat beter te doen functioneren. Alleen: met een symbool kan je de boodschap zoveel beter verkopen. Nuance is niet in een logo of een vlag samen te vatten. Jawel, de ampersand, maar dat is een doordenkertje waarmee we niet kunnen scoren. Het is een historisch probleem: hoe breng je een te rijke boodschap aan de man? Ik weet het ook niet. We kunnen alvast maar onze plicht doen: dagdagelijks met gezonde alternatieven komen en op de verschillende bestuursniveau’s doen wat moet worden gedaan. Verantwoordelijkheid nemen, maar dat klinkt zo moraliserend.
Dreigt de woestijn? Eventjes wellicht en misschien langer dan gewenst, maar politiek blijf een cyclisch gegeven. Geen enkel regnum blijft duren. Jean-Luc Dehaene was ooit uitgespeeld. Steve Stevaert was na 2003 nog slechts een schim van zichzelf. Guy Verhofstadt ging traag op en steil neer. Het Blok scoorde in 2004, maar kwijnde weg. Yves Leterme haalde ongeziene scores, maar ook dat liedje bleef niet duren. Bart De Wever weet als de beste dat hij de volgende in dat rijtje is. Vroeg of laat. Daarna is het weer aan iemand anders. Wie dat zal zijn weten we niet. De tijd van de ongenaakbaren is voorbij. We kunnen alleen maar hopen dat de volgende formule de onze wordt. Zeker is dat niet. Ondertussen moet de partij verder doen waar ze goed in is: midden de mensen. De unique selling position.
Geautomatiseerde staatshervorming
De regeringsonderhandelingen zijn in een zoveelste kritieke fase aanbeland. Bemiddelaar Johan Vande Lanotte krijgt de twee protagonisten, Bart De Wever en Elio di Rupo, naast zich om een uitweg uit de impasse te zoeken. Het Europese record is ondertussen gebroken, het wereldrecord is in zicht. De observator percipieert het als doffe ellende. Ik beschouw het eerder als een opeenvolging van dom tijdverlies, met dank aan de steeds aanwezige pers en opinion leaders. Telkens de onderhandelingen mislukten moest de regie voor afkoeling zorgen, die op haar beurt geen zoden aan de dijk bracht. Men verzeilde van de regen in de drop.
Het is nu al vier maand geleden dat de verschillende partijen nog samen aan één tafel zaten. Bij de minste crise of crisette wordt in de goegemeente gesproken over het feit dat “er geen vertrouwen is tussen de partners. Als er geen vertrouwen is, kan er ook geen akkoord uit de bus komen.” Het lijkt wel een self-fulfilling prophecy: hoe meer je zegt dat er geen vertrouwen is, hoe meer dat gevoel ook effectief blijkt aan te dikken, zélfs bij zij die het kwaad aanrichten. Geen vertrouwen is geen overleg. Of beter: subtiel gedicteerd wantrouwen is geen overleg. Bart De Wever gaat wellicht liever met Wouter Beke op reis dan met Joëlle Milquet, maar dat mag hen niet beletten om tegen heug en meug samen te zitten om tot een oplossing te komen. Na het Hertoginnedébâcle van 2007 werd de Dehaeneske kasteelformule dood verklaard; na de nog grotere vaudeville van 2010 moet dit oordeel eens te meer in vraag worden gesteld. Ik krijg heimwee naar de periode waarin de onderhandelaars nét niet werden uitgehongerd en alle contact met de buitenwereld moesten verbreken. U bent verkozen, u moet tot het uiterste gaan, al hou je er een midlifecrisis aan over. Stop met dat – u spreekt met een Westvlaming – getrunt over het gebrek aan vertrouwen. Dat is kinderachtig gedrag waar zelfs Paris Hilton zich niet aan waagt. Geen koenten, maar dat kasteel in. Lever Blackberry’s en iPhone’s tijdelijk in en laat de pers aan de poort verkleumen. Fight like a man.
Zeggen dat dit geen ideale situatie is maakt kans om tot understatement van het jaar te worden gepromoveerd. Het kan anders. Staatshervormingen gaan uiteraard gepaard met gepassioneerde standpunten en electorale calculaties. Dat is altijd zo geweest en zal, als men de huidige werkmethode blijft hanteren, ook altijd zo zijn. Er kan echter maar structurele verandering in de zaak komen als de discussies van passie en eigenbelang kunnen worden ontdaan. Misschien is een mathematische, geobjectiveerde en geautomatiseerde manier van werken een alternatief om in de toekomst dergelijke fiasco’s te voorkomen. Overlaten aan technici.
Een poging tot staatshervorming komt pas op gang als er hiertoe een manifeste vraag is. Net voor de verkiezingen van 13 juni 1999 werden in het Vlaams Parlement vijf resoluties gestemd die het Vlaamse eisenpakket oplijstten. In de jaren nadien zette de ene partij zich hiervoor al meer in dan de andere; het politiek geheugen is niet zelden van korte termijn. In 2007 achtte men de tijd rijp om voor de big bang te gaan, met de bekende gevolgen. De standpunten staan nog steeds diametraal tegenover elkaar; een compromis vinden, zélfs een oneerbaar, lijkt moeilijker dan ooit. Toch mag dat geen bezwaar zijn om er voor te gaan. Integendeel, we mogen zelfs niet wars zijn van een permanente staatshervorming, maar dan wel gedepolitiseerd.
Het is een onweerlegbaar feit dat de vijf vorige staatshervormingen tot een institutioneel kluwen hebben geleid. Politieke pacificatie prevaleerde boven institutionele efficiëntie. Bedreven cijferaars kunnen dit objectief vaststellen. Meer nog: via een uitgebreide intellectuele oefening zou men – technici uiteraard – het gekozen scenario laten vergelijken met datgene dat tot een welvaartsoptimum zou hebben geleid. Was een betere homogenisering van sommige bevoegdheden effectiever dan het heterogene karakter van dat wat het politiek akkoord opleverde? Wat zijn de alternatieven die een beter resultaat kunnen genereren? Een permanente optimalisatiecommissie, bestaande uit een leger neutrale toshiba-boys, zou elke legislatuur de huidige bevoegheidsverdeling kunnen toetsen aan alle alternatieven en dat op basis van financieel-economische en bestuurlijke variabelen in een vast te bepalen periode. In die zin zou het interessant zijn om te pleiten voor samenvallende verkiezingen voor een periode van vijf jaar: de optimalisatiecommissie kan voor de eerste drie volle jaren van de legislatuur alle scenario’s vergelijken en de optimale piste naar voor schuiven en dat mét een dwingend karakter. Dit zou in het vierde volle jaar van de legislatuur moeten gebeuren; nadien krijgt een minister van institutionele hervormingen een half jaar tijd om de nodige aanpassingen aan onze staatsstructuur mogelijk te maken: nieuwe scenario’s schrijven en de te wijzigen grondwetsartikelen aanduiden. Uiteraard krijgen alle politieke actoren hierin inspraak. Na de verkiezingen zouden de bestuurlijke correcties door alle parlementen van het land worden goedgekeurd. In de Kamer moet per taalgroep en bloc worden gestemd om een veiligheid in te bouwen: stemt men om één of andere particuliere reden tegen een optimaliseringsmaatregel, dan kan men, op basis van een analyse van de situatie tijdens een volgende legislatuur, hiervoor financieel beboet worden. Responsabilisering heet dit.
Een gedepassioneerde, gedepolitiseerde en permanente staatshervorming haalt de al dan niet irrationele standpunten van de huidige actoren weg. Nationalisten zullen geen valabel argument meer hebben om een overdadige ontbinding van het Belgische staatsbestel te eisen. Obstinate non’s zullen voor de achterban enkel een financiële aderlating opleveren. Opgelet: een analyse van de optimalisatiecommissie kan ook besluiten dat een herfederalisering van sommige bevoegdheden noodzakelijk is.
Daarmee zijn we aan de achillespees van dit model gekomen. Bij dergelijke werkwijze dreigt België in een liftdemocratie terecht te komen: nu eens is het beter om bevoegdheden naar onderen te verschuiven, dan weer moet het op een hoger niveau worden beslist. De praktische consequenties zijn niet te overzien. Maar toch: als men binnen een bepaald kader werkt en het overheidsapparaat voldoende flexibel maakt kan een permanente optimalisatie van het bestuur binnen een federale staat een optie zijn. Gemakkelijker gezegd dan gedaan, want dit zou een letterlijk copernicaanse revolutie vereisen waarbij honderden kafka-situaties standrechtelijk geëxecuteerd moeten worden. Soyons réaliste.
Hiermee zou alvast de druk op de regeringsvorming worden afgenomen. Een staatshervorming zou binnen een door specialisten bepaalde perimeter plaatsvinden en door het parlement worden doorgevoerd. Na de verkiezingen kunnen de partijen onmiddellijk aan de slag om een regering te maken. Dat kan uiteraard ook lang duren, maar men kan alvast niet door een staatshervorming worden tegengehouden. Het zwaard van damocles van de financiële markten zou dan toch met staaldraad worden opgehouden.
Ach ja, een leven zonder leeuwenvlaggen en non’s zal wel een illusie blijven. Om een werkwijze te veranderen is het akkoord van beide partijen nodig. Zo werkt een democratie. We kunnen wel dromen over een meer placide aanpak van de zaak, maar de realiteit is overduidelijk anders. Een geautomatiseerde en gedepassioneerde staatshervorming: het lijkt wel een doktersvoorschrift. Dat is het ook, maar hopelijk niet voor een terminale patiënt.
Some you win, some you lose
Na veel labeur een goed verkiezingsresultaat neerzetten geeft je als militant een bijzonder aangenaam gevoel. Als je de straat optrekt en vaststelt dat dat waar je voor staat wordt geapprecieerd dan heb je je dagen nuttig besteed. De campagne-inspanningen kosten immers tijd en de opdracht is niet eenvoudig. Het is in onze cultuur weinig gebruikelijk om met veel animo iemand op straat aan te spreken over iets wat de brave man of vrouw helemaal niet interesseert. De return of investment is absoluut onzeker, maar toch doe je het, want je wil met je overtuiging de beste zijn. De grootste. Daarvoor moet je tegen een stootje kunnen. De man in de straat schrikt er niet voor terug om de militant keihard van repliek te dienen. Die politiekers zijn immers allemaal dezelfde. Toen we op de Leuvense Grote Markt samen met een bekend ex-premier een actie organiseerden – een voetbalmatch met oranje – was het commentaar van een dame aan wie ik een kaartje van de kandidaat gaf vernietigend: “Oh, die vetten’ os, daar stem ik nooit voor!” De man in kwestie stond enkele meter verder in de goal en hoorde de weinig opbouwende kritiek gelukkig niet. Respect voor iemand opbrengen is duidelijk geen eenvormig begrip, zelfs al was het tijdens die campagne het wachtwoord. Zeker niet als het gaat om mensen die hypocriet naar die ene stem hengelen. Het zij zo.
Politiek outen blijkt in dit land nog steeds een taboe te zijn, maar we waagden het er toch maar op. De ongelukkigen waartoe we ons begonnen te rekenen hadden enkele maanden voordien een historische nederlaag geleden. De dioxinekippen van 1999 gooiden veel roet in het eten. Na veertig jaar macht werd men en masse naar de oppositiebanken verwezen. Van enig opportunisme kunt u mij dus niet verdenken. Bij de verwante studentenvereniging probeerden we elke dag de studerende jeugd in contact te brengen met politiek in de ruimste zin van het woord en met onze eigen winkel in het bijzonder. Ook dat werd regelmatig op hoongelach onthaald. Paars-groen had de wind mee en de anderen, tja, dat waren die conservatieven die hun handel beter zouden opdoeken. Ook hier moest je dus een en ander kunnen incasseren, maar als student had je tijd genoeg om je wonden te likken. Ze heelden snel. Na enkele pandoeringen werd je immuun voor dat soort onzin. Wij gingen lustig verder met het organiseren van kopstukkendebatten en gespreksavonden met politieke prominenten. Vaak passeerde ook het middenveld de revue, zodat we in al die jaren toch wel een deeltje van de politieke en sociale elite van dit land over de vloer hadden gekregen. Zeker, niet iedereen ging op onze uitnodiging in. De écht grote blauwe kopstukken wilden om één of andere mysterieuze reden nooit naar oranje discussieavonden komen, maar dat konden we hen zelfs niet kwalijk nemen. Er waren immers ook interessante mensen die met studenten van allerlei allooi in gesprek wilden treden. Zij die dat deden bezorgden ons een extra stukje inzicht in de vaderlandse én Europese politiek. Brachten we die dichter bij de mensen? Misschien een heel klein beetje.
Langzamerhand begon het tijd te keren en werd het succes van de activiteiten groter. De onhippen waren plots hip geworden. De mensen zijn graag bij de winnaars. De geïnvesteerde energie begon te renderen. In tijden van verkiezingen actie voeren leverde nog steeds moeilijkheden op – confer de vette os – maar je zag meer en meer goodwill. Het resultaat, al dan niet met de gelen gedeeld, mocht er best zijn. Het voldane gevoel gaf weer de moed om verder te gaan: op de gewone dagen in studentensteden, tijdens verkiezingscampagnes via een bain de foule. Ook de daaropvolgende jaren zagen we veel lachende gezichten.
Politiek is echter een cyclisch gegeven. Je inhoudelijke boodschap verkopen is geen sinecure en na een tijdje zijn de mensen de protagonisten stilaan beu. De omstandigheden om je beloftes te realiseren zitten niet altijd even goed mee. Vanaf 2007 moesten we in eerste klasse spelen en daar werd het in de praktijk brengen van een programma weinig evident. Veel stemmen maken veel vijanden. Het spel was hard tegen onzacht. De geloofwaardigheid van zij die de dans leidden werd op alle mogelijke manieren op de proef gesteld. Soms gebeurde dat via een manifest non, een totale onwil om orde op zaken te stellen. Op andere momenten liet de rechtstreekse concurrentie graag dolken in de rug steken. Nog anderen wilden hun zuiverheid behouden door de dans te ontspringen ondanks alle voordelen die ze via gemeenschappelijke lijsten hadden gekregen. In zo’n omstandigheden raakte je nu en dan het noorden kwijt en volgden meerdere crashes. Te lange leste werd hiervoor de rekening gepresenteerd. Cash.
Vandaag zijn we zover. Ondanks alle pogingen, ondanks alle inspanningen en dankzij alle momenten waarop het eventjes te veel werd is de electorale pandoering een feit. Als militant mag je weer van nul herbeginnen. De man (of vrouw) in de straat is nog altijd dezelfde. Hij (of zij) is tien jaar ouder, heeft wellicht al wat grijzer haar of is kalend, maar nog steeds staat hij (of zij) door de band genomen even kritisch of vijandig tegenover diezelfde politiekers. Nuance in de zaak brengen is in het steeds korter wordende contact niet mogelijk, want de aversie tegenover de verliezer – of hij die niet slaagde – is dominant. Vertrouwen moet herwonnen worden, maar dat is, gezien de ampele waarachtige interesse in politiek, niet evident. De instantie waar men veel meningen vandaan haalt – de media – is niet steeds even bezorgd om een nauwgezette weergave van de gebeurlijke feiten. Laat staan dat een onderbouwde nuancering de weg naar de consument vindt.
Die consument – de fijnproever buiten beschouwing gelaten – is ook kiezer. Voor zover hij (of zij) geen foert zegt, kijkt en vergelijkt hij (of zij). Diegene die het vermeende beste product in de gegeven omstandigheden kan voorleggen krijgt de stem. De militant of de overtuigde daarentegen draait die redenering om: ze kiezen voor hetzelfde product en nemen de omstandigheden erbij. Heeft de één meer gelijk dan de ander? Is een incidentiële keuze meer waardevol dan een haast emotionele overtuiging? Oordelen vellen is te gemakkelijk. De kiezer heeft, zo luidt het, altijd gelijk. Toch kan je je als lid van die tweede soort moeilijk inbeelden om ooit voor die keuze te worden geplaatst: welk maatschappijbeeld ga ik dit keer het parlement insturen? Diegene die het omgekeerde zegt van zij die er niets van bakken? Zij die het eigenbelang vertegenwoordigen? Zij die zeggen dat ze mijn centen zullen beschermen? Deze vraag kan ik, met de beste wil van de wereld, nooit elke keer opnieuw stellen.
Het spreekt voor zich dat geen elke politieke partij voor de volle honderd procent aan iemands overtuiging voldoet, maar als je een bescheiden stem in het maatschappelijk debat wil hebben, dan moet je er ook volop voor gaan. Obstinaat stuurman aan wal blijven spelen brengt uiteindelijk geen zoden aan de dijk. Ga de hort op en druk uw mening door op de plaats waar iets veranderd kan worden. Dat is tot nog toe voornamelijk het politieke bedrijf. Succes is niet gegarandeerd. De omstandigheden zijn niet steeds even gunstig om een zeker gedachtegoed in de praktijk te brengen. Some you win, some you lose, maar de overtuiging blijft overeind.
L’union fait la farce
Het hoeft geen betoog dat bij de minste vorm van communautaire hoogspanning aan beide zijden van de taalgrens emoties hoog oplaaien. Het is een haast passioneel gebeuren. Leeuwenvlaggen en Tricolores worden gehesen. België barst en Eendracht maakt macht galmen door de smalle steegjes van pittoreske faciliteitengemeenten. Donderspeeches van Vlaamse Hauptmannen en noodkreten van tot tranen toe bewogen patriotten entertainen de huiskamer. Ieder zijn eigen grote gelijk. Nuance, laat staan het uitschreeuwen van compromissen, komt niet goed over op de kijkbuis. Het duurt te lang om dat uit te leggen en dat is zonde van de zendtijd. Men zou wel eens kunnen wegzappen.
Beide partijen ondernemen actie. Aan Vlaams-Nationalistische zijde heeft men ondertussen al decennia ervaring met het verkondigen van de blijde boodschap. De foute radicalen – ik hoef ze u niet voor te stellen – kunnen met grof geschut, opruiende taal en een ordinair xenofoob discours een massa achter zich krijgen. Soms lukt het, soms lukt het niet. De laatste tijd zijn ze iets minder in vorm, maar we mogen ze toch niet wegcalculeren. Ze spreken een deel van de bevolking en een bepaald electoraat aan, ondanks hun op zijn zachtst gezegd discriminerende toon. De minder foute radicalen komen met een doordacht plan naar buiten. Ze weten waar ze naar toe moeten, kennen hun geschiedenis en hebben slimme oplossingen voor het geval ze hun einddoel bereiken. Vaak leggen ze een vinger op de wonde waar je nauwelijks een speld tussen krijgt. Ze hebben een eigen uitgebouwde politieke partij en nemen deel aan het maatschappelijk debat. Men slaagt er in geloofwaardig over te komen en een intellectuele elite achter zich te krijgen. Ondanks deze segmentering kunnen Vlaams-Nationalisten zich organiseren en voor hun eigen even diverse achterban wegen op het maatschappelijk debat.
Nu kunt u mij bezwaarlijk van Vlaams-Nationalistische sympathieën verdenken. Hoewel ik respect kan opbrengen voor zijn intellectuele bagage is deze man mijn vriend niet; zijn partij moet ik al helemaal niet en ik was wellicht een van de weinigen die maar wat blij was toen het kartel tussen zijn en mijn partij ophield met bestaan. Het kartel heeft een tijdje een bestaansreden gehad, maar dit hoofdstuk is afgesloten. De partij gaat verder op de ingeslagen weg: ze voert een Vlaamse koers en kiest voor hervormingen, maar in dialoog met de tegenpartij. En ja, sommige uitspraken waren ongelukkig, maar ze zijn evenzeer uit hun context getrokken. Er werden fouten begaan, maar weinigen hebben de moeite gedaan om het ook maar een beetje te laten slagen. We kijken naar de toekomst en hopen ooit eens van de troubles verlost te zijn.
Ondertussen komt er ook van de andere zijde reactie. Op verschillende momenten scheen het land onbestuurbaar te worden. Eind 2007 was een regering vormen haast onmogelijk; een jaar later moest men hemel en aarde bewegen om nog een eerste minister te vinden. Een vlaag van neo-belgicisme stak de kop op. Dat was er al langer, maar het bleef tot dan toe vooral bij toogpraat en uitspraken van mensen die onverschillig stonden tegenover het politieke bedrijf en al helemaal niet op de hoogte waren van de reële institutionele problemen: “We zijn toch allemaal Belgen. Dat ze zich met de echte problemen bezig houden.” Voor het eerst sinds lang begonnen ze zich ook ietwat te organiseren, maar konden of kunnen niet tippen aan hun geel-zwarte tegenhanger. Meer zelfs: het neo-belgicisme komt misschien wel diep uit het hart van goedmenende lieden, maar het gebezigde discours is soms zo naïef en onrealistisch dat je in een dronken bui Bart De Wever en consoorten gelijk zou geven. Daarmee torpederen ze elke vorm van geloofwaardigheid.
De kamikaze neemt heel wat vormen aan. Jonge patriotten stichtten in 2002 de B.U.B., de Belgische Unie – Union Belge. Op een of andere manier ben ik op hun nieuwsbrief geabonneerd geraakt. Misschien had ik ooit wel sympathie voor mensen die tegen de stroom durfden in te varen. Week na week wordt al wie het wil weten bestookt met unitaristische propaganda. Het staat iedereen natuurlijk vrij om zijn of haar mening te uiten, maar het reactionaire betoog is dermate dromerig dat men zich afvraagt of de partij haar eigen ruiten niet aan het ingooien is. Een citaat uit het recentste nummer:
Beste landgenoten,
Het zijn moeilijke tijden voor België, maar dat betekent niet dat we onze unitaristische droom moeten opbergen. Integendeel. Deze zware politiek-communautaire crisis toont het faillissement van het taalfederalisme aan, een apartheidssysteem dat ons zonder enig referendum werd opgedrongen. Deze crisis kan dan ook een gelegenheid zijn om onze unitaristische droom te verwezenlijken.
De B.U.B. ijvert reeds bijna 10 jaar voor een nieuw unitair en tweetalig België op basis van de 9 historische provincies. Wij hadden echter te vroeg gelijk. Nu beginnen de aanvragen voor lidmaatschap massaal binnen te stromen als nooit te tevoren. Het uur van de waarheid heeft geslagen. De bevolking heeft begrepen dat het tijd is voor een grote verandering.
De rede is nu een unitair België met 9 provincies zonder taalfederalisme en de gerechtelijke vervolging van diegene die verantwoordelijk zijn voor het huidige apartheidssysteem !
Terug naar 1830, maar mét een effectief tweetalig België. De Vlamingen gaan er dus op vooruit. Don’t take this personal, maar mijn aangeboren nuchterheid kan na het lezen van deze tekst maar tot één conclusie komen.
Andere operaties ridiculiseren zichzelf dan weer door een gebrekkig taalgebruik. Omdat de initiatiefnemers vaak Franstaligen zijn doen de mensen alle moeite van de wereld om alles ook in het Nederlands ter beschikking te stellen. Het siert hen, maar als je iets doet, doe het dan goed. Heel wat Vlamingen hebben nu eenmaal de neiging om de geloofwaardigheid van de Franstalige inspanningen om het Nederlands als evenwaardige taal te beschouwen af te meten aan de mate waarin men correct Nederlands spreekt of schrijft. Vzw Pro Belgica, een organisatie die de vaderlandsliefde in de ruimste zin van het woord wil promoten, publiceert op haar website een interessant traktaat over patriottisme, maar een simpele ziel kan onmiddellijk afleiden dat de Nederlandse versie een letterlijke vertaling van het Frans is. Sommige woorden zijn niet enkel verkeerd vertaald, vele zinsconstructies worden in het Nederlands helemaal niet gebezigd. De vertaling is duidelijk niet door een native speaker nagelezen en dat wekt meteen de indruk dat men het vertaald heeft om het te vertalen. Zonder meer. Hoe wil je nu dat dit bij Vlamingen, in godsnaam, indruk maakt? Enige deernis met deze opnieuw wellicht goedmenende patriotten maakt zich van mijn meester. In die context kunnen we ook de pro-Belgische betoging van eind 2007 aanhalen. In volle oranje-blauwe onderhandelingen slaagde een Franstalige dame er in om duizenden – vooral Franstalige Belgen – te mobiliseren voor een Brusselse mars om de eenheid van het land te benadrukken. Toen Vlaamse tv-stations haar om een interview vroegen weigerde ze of kon ze hen niet in Nederlands te woord staan. Tja, waar ben je dan eigenlijk nog mee bezig?
Ook het cdH gaat op dit elan verder. De partij trekt naar de verkiezingen met l’union fait la force als strijdkreet. Een mooie website en ettelijke facebookgroepen moeten mensen mobiliseren. Elke stem telt, maar na alles wat er is gebeurd klinkt Milquet’s oproep tot eenheid, tja, op zijn zachtst gezegd weinig credibel in het noorden. Neen zeggen tegen extremisme is natuurlijk niet slecht, maar daar gaat het eigenlijk helemaal niet om. Natuurlijk wil men met deze boodschap een electoraat voor zich winnen, maar men mag het ons niet kwalijk nemen dat dit soort leuzes – dé leuze – aan Vlaamse kant, again, zeer ongeloofwaardig overkomen.
Op die manier maken neo-belgicisten het de Vlaams-Nationalisten wel heel makkelijk. Ze hoeven de bal maar binnen te koppen. Dit is een electorale goudmijn voor Bart De Wever en de zijnen. Het risico dat Vlaanderen verder radicaliseert, met alle gevolgen van dien, is dan ook hoog. Dat zou jammer zijn. Met de beste wil van de wereld: op die manier zullen we het land niet redden. Het zou wel eens l’union fait la farce kunnen worden. Stop daarmee. Gedraag u en ga aan tafel zitten. Enne… don’t take it personal.
Roger! Rogertje!
West-Vlaanderen stond vorige vrijdag op zijn kop. Eén van de meest gerespecteerde onderdanen had zich in een niet al te ver verleden bezondigd aan kindermisbruik. Niemand minder dan bisschop Roger Vangheluwe gaf in een wanhopige brief toe dat hij voor en ook na zijn bisschopswijding zedenfeiten heeft gepleegd. Roger! Rogertje! De bisschop van Brugge! De immer goedlachse dienaar van de Kerk had maar weinig vijanden in de kustprovincie. Zelfs de meest rabiate atheïsten die bij het ontbijt elke dag een katholiek verorberden spaarden onze Roger van een gewisse dood. Hij was niet louter een bisschop die in de Heilige Geeststraat op zijn troon zat. Hij was een volksmens die het niet te min vond om in de lokale parochiezaal een missiefeest op te luisteren. Of beter: de volksmens-netwerker, want Roger was als bisschop geen naïeveling. Op een receptie kom je veel mensen tegen die je in een of andere hoedanigheid nog wel eens nodig kan hebben. Roger Bisschop Vangheluwe probeerde de ganse zaal te hebben gezien. Het leek wel een politicus op campagne. Maar toch: Nobody disliked Roger. Althans niet openlijk, want het is wellicht stil waar het nooit waait.
Nu blijkt dat de man ook een andere zijde had is de ontreddering bij zijn volgers groot. Velen begrijpen niet hoe Roger zo lang een dubbel leven kan hebben geleid. Aan de ene kant de jovialiteit zelve, aan de andere kant een dominante en misschien wel meedogenloze eigenaar van losse handjes. Waarschijnlijk weten enkel Vangheluwe en de betrokkenen wat er precies is gebeurd. De voormalige bisschop is oud en theologisch gedocumenteerd genoeg om te weten hoe hij binnen zijn paradigma met zijn geweten in het reine kan komen, al lijkt dat toch geen sinecure. De schade voor de slachtoffers is enorm en onuitwisbaar. Hoe hij dit ooit kan goed maken, voor zover je in deze termen kan spreken, blijft een open vraag. Velen verketteren Rogertje, de man waarin ze zo lange tijd hebben geloofd, tot in het absolute. Roger is een slecht mens. Of hij ooit uit de hoek der verdoemenis komt is maar de vraag. Een desperado-scenario wenkt. Vangheluwe zal de laatste fase van zijn leven in een klooster, aan de andere kant van de wereld of in de nor moeten doorbrengen. In zijn geliefde West-Vlaanderen zal hij zich nergens meer in het openbaar kunnen vertonen. Beladen met schande.
Hoe erg de feiten ook zijn, ik heb toch wat moeite met de definitieve veroordeling van een man die ver over de schreef is gegaan. Daarvoor moet je zelfs geen beroep doen op een christelijk zonde-boete-vergiffenis-concept, want dat is uiteindelijk ook holle retoriek. We weten niet wat er in het hoofd van Roger omging. De dualiteit van zijn gedrag is zo extreem dat een gangbare categorisering haast onmogelijk is. De enerzijds-anderzijds-dialectiek is daarvoor te onthutsend. Enerzijds gaf hij decennialang het beste van zichzelf en was hij de inspiratiebron voor duizenden mensen. Anderzijds beging hij één van de grootste inbreuken op de menselijke waardigheid. Een grotere tegenstelling is moeilijk denkbaar en dat maakt het uitspreken van een gefundeerd moreel oordeel bijzonder moeilijk tot ronduit onmogelijk. We kunnen echter niet voorbijgaan aan het feit dat het misbruik van macht over een weerloos slachtoffer niet enkel in de publieke opinie, maar ook in het gezond verstand – voor zover dat bestaat – zwaarder doorweegt. Dat een meerderheid Roger ronduit slecht noemt is dan ook niet verwonderlijk. Het zal, weerom, aan de historici zijn om binnen enkele decennia de infrastructuur te bieden om definitief oordeel over de figuur te vellen. De synthese die na de heuristiek en de kritiek komt zal rekening houden met de twee Rogers. Eén ervan is de tragische pervert, de andere is de man die de Kerk in tijden van pest en cholera recht hield. Zelf zal hij dat genuanceerd verdict niet meer meemaken. Jammer, maar helaas.
Vangheluwe’s confessie is er gekomen in het kader van een quasi-heksenjacht naar pedofiele geestelijken. Aasgieren zijn van alle tijden, maar het Instituut heeft niets gedaan om dat ook maar enigszins te voorkomen. Voor de enen was het een omerta, voor de anderen een doofpot. Schande was het, uiteraard, maar er openlijk mee naar de wereldse instellingen trekken was not done. Men probeerde het intern, binnen de eigen structuren op te lossen, maar dat had zo zijn beperkingen. Slachtofferzorg, voor zover dat die zich al konden uiten, lag in die constructie moeilijk. Ogen sluiten en hopen op vergiffenis. Verdringingsgedrag. Men betaalt nu de rekening voor de jarenlange wereldvreemdheid, de weigering om mee te draaien in de profane buiten-wereld. Cash. Ondergaan en zorgen voor damage limitation is het enige wat er nu op zit. Het belooft geen leuke tijd te worden voor Léonard en consoorten. In plaats van voor een reactionaire revolutie te zorgen zullen de omstandigheden hen misschien wel nopen om al hun aandacht aan een meer open Kerk te besteden. Als men daar én, a fortiori, in Rome niet wil over nadenken zal men in Europa stilaan de koffers mogen pakken. Niet dat ik daar wakker van lig, maar men moet wel beseffen dat de toekomst niet in het verleden ligt. En aan de ijverige journalisten: niet elke priester die een schouderklopje uitdeelt is een pedofiel.
Ondanks de tragiek van de voorbije week duiken al meteen de eerste grappen op: “Vangheluwe is al helemaal ingeburgerd in de abdij van St Sixtus en heeft het er erg naar zijn zin. Hij was nog niet helemaal binnen of de abt vroeg hem al: “Moet dat eentje zijn van zes, van acht of van twaalf?” Zwarte humor, inderdaad.
De omgekeerde processie van Echternach
Het was me weer het dagje. De regering-Leterme II heeft haar ontslag ingediend nadat Open VLD besloten had om de ploeg te verlaten. De partij had een deadline gesteld: tegen uiterlijk 14u15 vandaag, 22 april 2010, moest er een akkoord zijn om dat perfide kiesarrondissement voor eens en voor altijd te splitsen. Was dat niet het geval, dan zegden ze dag met het handje aan Leterme II. De partij van Alexander De Croo wou haar tanden laten zien. Het was niet omdat ze nu stukken minder stemmen dan CD&V hadden én de premier niet meer leverden dat ze niet meetelden. Open VLD ging en zou het geweten van Vlaanderen spelen. Ter stemming in het parlement, nu!
Tijden kunnen veranderen. In een niet zo lang verleden verweet Verhofstadt dat het toenmalig kartel CD&V-N-VA voor verdeeldheid wou zorgen. Ze wou geen mensen samenbrengen, maar mensen tegen elkaar opzetten. De twee taalgemeenschappen moesten elkaar niet uitdagen, maar verbroederen. Met een communautair discours raakte je nergens. Dat in dit land een en ander moest veranderen wist men bij de Vlaamse Liberalen ook wel, maar het was geen punt voor hen. Begrijpelijk: na een abominabel Verhofstadt II moesten ze een verschil kunnen maken met die verdomde Christen-Democraten. Ondertussen zijn we drie jaar en twee verloren verkiezingen later. Het communautaire thema heeft inderdaad voor crisis na crisis gezorgd, maar de liberalen hebben het nooit nagelaten om munt te slaan uit de moeilijkheidsgraad van het onderwerp én sabotage te ondernemen waar nodig. Ook deze week hebben ze van die beproefde methode duchtig gebruik gemaakt, zij het dat ze zich nu opwierpen als de verdedigers van de Vlaamse Zaak. In het West-Vlaams hebben we daar een geijkte uitdrukking voor: Het paste in hun kraam. Plat opportunisme zoals we het van hen gewoon zijn.
In tegenstelling tot de vorige affaires staat nu een nieuwe generatie aan het roer van de partij. Na de Europese verkiezingen van juni 2009 trok super-Karel naar de Europese Commissie en werd Guy Verhofstadt Europees parlementslid, waar hij meteen een de liberale fractie ging leiden. De voormalige premier was na het vertrek van Bart Somers nog eventjes ad interim voorzitter van Open VLD en onderhandelde zo goed tijdens de Vlaamse coalitiegesprekken dat zijn partij werd buitengegooid. Het was tijd voor een tabula rasa. Alexander ‘zoon van Herman’ De Croo werd tot voorzitter verkozen en naast hem begon Vincent Van Quickenborne zich als extra sterke man op te werpen. Meteen moesten zij ook hun partij vertegenwoordigen tussen de grote jongens en meisjes. Zo ook in de onderhandelingen van de discussie der discussies: het ondertussen legendarische BHV. De Croo rolde de spierballen, stelde een ultimatum waarmee hij meteen elke deftige discussie onmogelijk maakte. Geen akkoord te bereiken? Met een mes op de keel lukt dat gewoon niet. Het ging niet om een coalitieakkoord in een provinciestad: het ging om misschien wel het meest complexe probleem uit de voorbije halve eeuw. Exit Open VLD, exit Leterme II. De tweet van de eminente economist Paul De Grauwe, tevens ex-VLD-senator, sprak boekdelen: “De nieuwe VLD. Een troep kleine kinderen die met stekjes spelen naast een kruitvat.” Vernietigend.
De Croo en co zijn natuurlijk niet de enige verantwoordelijken voor dit drama. Ze zijn hooguit ordinaire macho’s die electoraal profijt wensen te halen uit een rondje hoog spel spelen. Stonden we dichter bij een algeheel compromis, dan zouden ze wel een ander moment hebben gevonden om perfide manoeuvres uit te voeren. Veel nefaster is de houding van de Franstaligen in dit débâcle. Didier Reynders en Joëlle Milquet – de PS nam dit keer een meer low profile-houding aan – voerden hun traditionele toneeltje op. Nous ne sommes demandeurs de rien. Ondanks de maandenlange informele bilaterales van Jean-Luc Dehaene was het de nouveau Monsieur en Madame Non. Dit tot grote woede van Dehaene die terstond zijn opdracht aan de vorst teruggaf. Natuurlijk hebben ze naar hun achterban een bepaalde strategie te verdedigen, maar een ongenuanceerd non toont de manifeste onwil aan om tot een akkoord te komen. In welke mate kolderfiguur Olivier Maingain daartoe heeft bijgedragen laten we in het midden, maar met Reynders en Milquet viel niets aan te vangen. Nog niets. We weten niet hoe de onderhandelingen zouden zijn geëvolueerd mocht Open VLD de stekker er niet hebben uitgetrokken. Dat Reynders natrapte door te stellen dat Jean-Luc Dehaene een Vlaamse torpedo afvuurde was niet enkel vals, het getuigde ook van een bijzonder gemis aan respect voor een staatsman die nog maar eens het land uit de penarie wou helpen. Op zijn zeventigste had hij wellicht liever meer tijd met zijn kleinkinderen gespendeerd dan dag in dag uit nota’s en non-papers met Milquet en Reynders door te nemen. Ongehoord. Een mens kan zeer laag vallen.
De Franstaligen zijn zich blijkbaar niet bewust wat voor consequenties hun obstinate non voor hun zo geliefde België kan hebben. Aan Vlaamse kant zal er sowieso een radicalisering optreden. Bij mogelijke verkiezingen denk ik liever niet aan de gecumuleerde stemmen van de N-VA, de LDD en het Vlaams Belang. Drie partijen die resoluut voor een splitsing van dit land kiezen. Na al wat er de voorbije jaren is gebeurd zal er ook bij de drie groten nog weinig animo zijn om er iets van te maken. De historische verantwoordelijkheid van de Franstalige partijvoorzitters is moeilijk te overschatten. Jawel, ook boven de taalgrens zijn er mensen die nog van dit land houden, maar geen enkel geduld is eindeloos. Er moet dan wel niet met vlag en wimpel worden gezwaaid, maar wat respect en een efficiëntere overheid eisen is geen uiting van plat nationalisme. Zolang men steeds in clichés blijft vervallen gaan we geen stap vooruit zetten. Integendeel. Dit begint op een omgekeerde processie van Echternach te lijken: één stap vooruit en twee achteruit. Wil men nu echt een huwelijk redden door een scheidingsaanvraag uit te lokken?
Met het Europese voorzitterschap in het vooruitzicht lijken nieuwe verkiezingen niet aangewezen. Men zal hoe dan ook terug aan tafel moeten onder leiding van de huidige premier en verder zoeken naar een compromis. Binnen een week kan de situatie al weer gekeerd zijn. Dan zal iedereen met de bloemen willen gaan lopen: Open VLD heeft getoond dat het menens was, ondanks een compromis gaan de Franstalige partijen hun tanden en vastberadenheid hebben getoond. Of gaan we toch de dieperik in? Het worden spannende dagen. Eén ding is echter zeker: we zitten op een kantelpunt in ons federaal model. Als nu geen vergelijk kan worden gevonden, dan wordt het ongeloofwaardig om aan deze federatie een stabiele en aantrekkelijke toekomst te geven. De heer Reynders en mevrouw Milquet mogen dat grondig in hun oren knopen. En Open VLD en haar voorzitter? We kunnen hen wel tot nederigheid aanmanen, maar dat heeft nog nooit een bevredigend resultaat opgeleverd.
Of was het toch nog weer een nieuwe episode Tsjevenpesten? Wees gerust, ik heb ondertussen een olifantenvel…
Bruxelles mon amour
Het Brusselse schietincident van vorig weekend, waarbij een agent zwaar gewond raakte, heeft een ware mediastorm ontketend. Plots wou niemand meer zwijgen over het onveiligheidsgevoel en de onleefbaarheid van sommige delen van het hoofdstedelijk gewest. De politie durft een aantal wijken niet meer in; kleine en grote onregelmatigheden worden haast altijd geseponeerd. Mensen worden overvallen en scholen moeten wegens een te groot risico verhuizen. Boefjes controleren de straat, de informele economie profiteert van de chaos. Het hoeft geen betoog dat er in Brussel een probleem is dat acuter en acuter wordt. Om een waardige hoofdstad van Europa te blijven moet er een en ander gebeuren. De ordediensten moeten meer middelen krijgen en op elkaar worden afgestemd. Ook bij justitie vraagt men versterking om de dossiers te kunnen blijven opvolgen. Of beter: te kunnen opvolgen, want vaak is van vervolging geen sprake. Althans, zo klonk het aan Vlaamse kant.
In de Franstalige pers werd er veel minder aandacht besteed aan het incident en haar gevolgen. Men begreep precies niet waar die Vlamingen zich druk over maakten. Dit gebeurt toch zo vaak? Doorzeefd worden met kogels uit een machinegeweer, dat hoort nu eenmaal bij een grootstad. De schietpartij was dus niet meer dan een fait divers, maar wel één dat door de Vlamingen natuurlijk weer werd misbruikt om greep op de hoofdstad te krijgen. Ze kunnen het immers niet hebben dat Franstaligen Vlaamsche grond besturen. Met een eengemaakte politiezone, hét wondermiddel van die Vlamingen, zouden ze meteen een extra lepel hebben om in de pap te brokken. De Franstalige politici speelden het spelletje mee en deden elk voorstel af als steekvlampolitiek. Dat laatste is het misschien wel een beetje, maar meer nog dan de wedijver tussen de taalgroepen was de inherente onwil om de problemen aan te pakken hallucinant om zien. Een onverschillige Freddy Thielemans sprak letterlijk over een fait divers, terwijl zijn collega uit Molenbeek, Philippe Moureaux, zijn dédain ten opzichte van de naïeve Vlaamse kijker niet onder stoelen of banken kon steken. Als je arrogantie met wijn kan vergelijken, dan schonken beide mannen ons een Château Petrus van 1935 in. Nog een geluk dat de FDF-armada niet aan het woord kwam.
Maar laten we eerlijk zijn: Vlaanderen heeft lange tijd Brussel links laten liggen. Het was een verfranste stad en wat hadden zij daar nog te zoeken? Een deel van de Vlaamse beweging zou Brussel nooit of te nimmer laten vallen; een ander deel couldn’t care less. De Brusselse Vlamingen zelf deden wat ze konden en namen over het algemeen een gematigde houding aan, want uiteindelijk moet je samen leven en, soyons sérieux, wie zijn wij om iemand op basis van taal als vijand te aanzien? Wederzijds respect moet groeien.
Daarmee zijn de problemen niet van de baan. Integendeel. Men zoekt nu halsoverkop naar maatregelen die tijdelijk voor een pacificatie kunnen zorgen. Zero tolerance is een lapmiddel, maar het werd meteen getorpedeerd door de magistratuur: wij hebben niet voldoende middelen om snel genoeg de dossiers af te handelen. Op zich geen onterechte stelling, maar hiermee was de discussie weer gesloten. Het is alsof de elpee blijft haperen: déjà vu, déjà entendu. En als er meer middelen zullen zijn, dan zal er weer een probleem opduiken qua taalexamens en taalpariteit. Er is dus geen lapmiddel voor de huidige problemen. Het blijft ploeteren en dat kunnen we – als kinderen van Magritte – alsnog begrijpen. Dat men de discussie op lange termijn niet fundamenteel wil voeren is veel en veel erger. Het tegen beter weten in blijven beschermen van minuscule independent kingdoms en kleine machtsbastions is onvergeeflijk. Wat ben je met een fier RSCA als de helft van de stad in lichterlaaie staat? Kan je Molenbeek nog leefbaar houden als de straat door jongerenbendes wordt gecontroleerd? Is het überhaupt moreel verantwoord om een meer efficiënte inzet van de schaarse ordetroepen tegen te houden? Neen, driewerf neen, maar dit is een Belgische context. De één wil niet inbinden voor de ander. Men blijft in de loopgraven zitten. Dit non is echter veel erger dan het ondertussen legendarische non van Reynders en Milquet in augustus 2007. Dit is geen slecht toneel meer. Dit is een bijzonder knap staaltje van verschuilpolitiek: door zich achter valse argumenten te verstoppen verzuimt men om de zaak op te lossen. Dit was al van lang voor de dertigste van januari het geval, maar het obstinate en manifeste non na een toch niet banaal incident is des te triest.
Wat moet je nu zeggen aan mensen – Vlamingen, zoals ze die ook wel noemen – die geïnteresseerd zijn om in de hoofdstad te komen wonen? U wordt hier minder overvallen dan in Johannesburg? Moorden zijn bij ons niet zo gebruikelijk? Louis Vuitton heeft handtassen op overschot? U mag blij zijn dat u gezond bent? In de naburige gemeente is het criminaliteitspercentage tien eenheden groter? Welnu, ik ben zo’n zogenaamde Vlaming die graag in een iets grotere stad wil wonen waar veel te beleven is, waar een goed uitgebouwd cultuuraanbod is, waar je veel verschillende soorten mensen tegenkomt en vrienden kan maken, ongeacht hun taal en huidskleur. Hoe wil je nu dat iemand die stap neemt als de diverse overheden verzuimen om ook maar in de verste verte aan structurele oplossingen voor reële problemen te werken. Er zijn natuurlijk ook veel buurten waar géén moeilijkheden zijn, maar waar die wel bestaan, daar moeten ze met man en macht worden aangepakt.
Onze opeenvolgende staatshervormingen hebben het er niet makkelijker op gemaakt. De bevoegdheden zijn tot in het absurde verspreid geraakt om compromissen te forceren. In de gegeven omstandigheden was dat een te verdedigen stelling, maar eenmaal de gemoederen zijn bedaard moet een rationalisering worden overwogen. Federalisme is een perpetuum mobile. Een eindpunt, zeker in een Belgische context, is niet voor morgen, maar soms roept de realiteit hoogdringendheid in. Een nieuw pact voor Brussel zou geen overbodige luxe zijn. De stad verdient het niet om tot een Europees district te worden gedegradeerd, maar een kleine twee dozijn burchten zijn in een moderne metropool evenmin aanvaardbaar. We moeten er naar streven dat het gewest alle bevoegdheden verkrijgt die van bovenlokaal belang zijn. Daarvan is de politie de belangrijkste exponent. Wat de taalsamenstelling en politieke verhoudingen betreft moet alles minstens bespreekbaar zijn – leve de realpolitik – zolang iedereen op voldoende respect kan rekenen. Dat dit institutionele spitstechnologie vereist spreekt voor zich, maar als men er in slaagt om een aantal bevoegdheden te homogeniseren en te coördineren binnen een besluitvaardig apparaat zetten we stappen in de goede richting. Bij sollicitaties voor onderhandelaar (m/v) is een pragmatische geest een doorslaggevende voorwaarde.
En ja, hoezeer ik deze federatie in het hart draag, dit keer is het een grotendeels Franstalig korps dat een zware verantwoordelijkheid draagt. Zij hebben het per slot van rekening op vele plekken voor het zeggen en moeten dan ook met initiatieven over de brug komen. Alles steeds op conto van een (extreem-)rechts Vlaams complot blijven schrijven is niet meer ernstig. Het geeft blijk van zwakte. In een internationale context is dit ronduit belachelijk en dat kan Brussel als hoofdstad van Europa niet veroorloven. Haar imago is al genoeg aangetast.
Desalniettemin blijf ik in de stad geloven. Ze heeft te veel troeven en is te mooi om zomaar te worden opgeofferd op het altaar van koppigheid en arrogantie. Hebben we echt een nieuw Heizeldrama nodig voordat alle partijen tot een deftig gesprek bereid zullen zijn?