Als je van een heks geen fee kan maken, dan is het ook onmogelijk om Nederland een exotisch klimaat te geven. De in hogere sferen verkerende Amsterdammers mochten nog zo hun best doen om het tegendeel te beweren, wij ondervonden het aan den lijve: dit land is koud en bovendien baden de Oosterdokken vandaag in een potdichte mist. Ons verblijf op de hostelboot was een bevoorrechte getuige van Hollands’ weertje. Tegen de ochtend was de temperatuur ernstig de diepte in gegaan. Het ijzeren karkas van het schip beschermde ons dan wel tegen het wassende water, maar een leefbare temperatuur kon het niet garanderen. U kunt zich voorstellen dat er aangenamere momenten zijn dan douchen in een omgeving die het vriespunt benadert. Het hoort er allemaal bij. De Starbucks in het Centraal Station biedt soelaas.
P&R
In de Randstad – het verstedelijkte gebied rond het zogenaamde Groene Hart – wonen zeven miljoen mensen. De cirkel Rotterdam-Den Haag-Amsterdam-Utrecht is de voorbije decennia quasi aan elkaar gegroeid. Langs de sporen richting Amsterdam zagen we al kilometer na kilometer het ene huizenblok na het andere. Is dit nog leefbaar? Hoe kan een samenleving in een opeenstapeling van tuinwijken en appartementsblokken überhaupt een cohesie en identiteit vertonen? Hoe vermijd je een anonieme massa in betonnen getto’s? Hoewel Vlaanderen eveneens een sterk verstedelijkt gebied is kunnen wij ons nauwelijks voorstellen hoe het is om in ellenlange bewoonde boulevards van vers cement groot te worden. Misschien komt dit wel door het feit dat ruimtelijke ordening bij ons geen ordening is, maar chaos. Men is er in Nederland wél in geslaagd om een en ander goed te structureren en dat komt voor ons vreemd over. Deftige snelwegen, maar ook en vooral een goed uitgebouwd voorstadsnetwerk. Bovendien sluiten de diverse vormen van infrastructuur goed op elkaar aan. We zijn met de wagen niet tot in de stad moeten rijden. Aan de rand van Amsterdam zijn moderne, nette en goed beveiligde parkings aangelegd waar je het fenomeen park & ride perfect in de praktijk kan brengen. Tien minuten sporen op een bijzonder comfortabele tram brengt ons vanuit het Centraal Station probleemloos tot aan onze standplaats. Nieuwe tunnels, nieuwe beddingen, perfecte timing. Waarom zou je de stad nog in rijden? P&R Zeeburg heeft alle faciliteiten. Binnenkort kunt u er zelfs tot op de minuut zien wat de kans is om er een parkeerplaats te versieren, want, hoe efficiënt ook, er zullen steeds piekmomenten zijn. In Nederland wil de goegemeente, zoals overal, een gemotoriseerd paard.
Ook in de andere steden waar we kwamen konden we niet klagen wat het snel vinden van een parkeergarage betreft. Meestal zijn ze concentrisch rond de stad gebouwd, zodat je via een parkingringtraject snel de wagen aan de kant kan zetten. Zo raken we in Amersfoort, onze eerste stopplaats, makkelijk Wolff de Golf kwijt. Bovendien vallen de prijzen in Nederland, in tegenstelling tot alle karikaturen die men van onze noorderburen maakt, goed mee. Je moet inderdaad het gebruik van het openbaar vervoer maximaal aanmoedigen, maar wie er uiteindelijk voor kiest om met de wagen naar de stad te komen – en mee de economie doet draaien – moet niet weggepest worden. Iedereen goed opvangen is een werk van barmhartigheid.
Brugge(tjes)
Als we op deze reis de ene ontdekking na de andere doen, dan is Amersfoort de eerste in de rij. Critici hebben een punt: yet again een stad met grachten. Amersfoort, Amsterdam, Delft, Leiden en zoveel andere Nederlandse groot- en centrumsteden zijn net zoals pakweg Denver, Los Angeles, Indianapolis en Nashville: het centrum is steeds een variatie op hetzelfde principe. Jawel, maar dan wel een mooi principe. Na elk bezoek aan dit land vraag je je meer en meer af waarom Brugge de titel van Venetië van het Noorden opeist. Misschien komt het doordat dit nieuw voor ons is, maar deze Nederlandse steden zijn, mits een misschien iets beperkter middeleeuws patrimonium, minstens de gelijke van de West-Vlaamse hoofdstad. Amersfoort is gezegend met een aantal indrukwekkende stadspoorten, waarop de diverse grachten perfect aansluiten. Een netwerk van bruggetjes zorgen ervoor dat de bewoners met hun wagen tot aan hun huis kunnen rijden (én er kunnen parkeren). Net zoals elders zijn hier ook de meeste gebouwen deftig weggezakt. De inpoldering en de moerassige ondergrond verzekeren de bezoeker ervan dat stabiliteit hier een relatief begrip is.
De stad is op een zaterdagmorgen niet ingeslapen. In de winkelstraat is het, net zoals op het leuke marktje, over de koppen lopen. Amersfoort heeft gelukkig een ander marktje – haar oude overdekte vismarkt – in mooie staat bewaard. Inderdaad: stukken kleiner dan haar Brugse tegenhanger, maar desalniettemin mooi gelegen in het verlengde van één van de vele grachtjes. Met boekhandel Venendaal zien we dat nogal wat inwoners van de geboortestad van Piet Mondriaan zich frequent van enige literatuur bedienen. Het boek wordt dus niet enkel in Amsterdam met respect behandeld.
Wat ga je daar in godsnaam doen?
De afstanden zijn hier bijzonder kort. Van de provincie Utrecht ben je met één brug op Flevoland, onze eerste getuige van de Zuiderzeewerken, want dat was toch wel de reden waarom we naar hier zijn gekomen. Enkele Nederlanders hadden ons gewaarschuwd: “Nou, wat ga je in godsnaam in Flevoland doen? Koeien bekijken? Daar is niets man!”. De mist voorkomt dan wel dat we het vee in detail gaan bestuderen, want de beesten hebben op deze dag warmere oorden opgezocht, maar onze raadgevers hadden niet meteen ongelijk. Groene polders in het kwadraat, maar dat wisten we. Interessanter zijn de twee voornaamste steden die hier achtereenvolgens werden gesticht: Lelystad en Almere. De bul van die eerste, genaamd naar het brein achter de Zuiderzeewerken, werd in de jaren vijftig ondertekend, terwijl Almere pas in 1976 stadsrechten kreeg.
Flevoland is een onderdeel van het masterplan dat niet enkel de dreiging van de voormalige Zuiderzee en het latere IJsselmeer letterlijk moest indammen. De vrijgekomen oppervlakte creëerde ook additionele landbouwgrond én kon de expansie van de Randstad opvangen. De bevolking werd voornamelijk in Lelystad (75.000 inwonders), Almere (130.000 inwoners) en in mindere mate in Dronten ondergebracht. Noord-Flevoland, met Lelystad en Dronten, was eind jaren vijftig een feit, terwijl Zuidelijk Flevoland pas in 1967 werd voltooid. Meteen werd met planning begonnen, maar hoe koppel je karakter aan efficiëntie? Hoe kan je zoveel mogelijk mensen in een zo aangenaam mogelijke omgeving huisvesten? Het heeft me steeds gefascineerd.
Roeselare
Om Lelystad en Almere te appreciëren moet je abstractie maken van je eigen perspectief en origine. Wij hebben, los van Louvain-la-Neuve, geen recent ab ove geconstrueerde steden. Vele wijken en huizenblokken in België zijn van recente datum, maar ze zijn steeds gekoppeld aan een al dan niet uitgebreid en waardevol historisch centrum dat er minstens in de negentiende eeuw al was. In meerdere of mindere mate heeft de stad of het dorp een eigen identiteit en bejaarden die er al sinds mensenheugenis wonen. Schuif dit aan de kant. Stel u voor: u woont nu in Roeselare, maar deze stad was tot voor de tweede wereldoorlog het Mandelmeer, dat door een waterslurf met de Noordzee was verbonden. De omliggende dorpen overstroomden regelmatig; in Brussel werd in een vlaag van redelijkheid beslist om het Mandelmeer in te polderen en de belendende rivier, de Mandel, te dempen. Net op dat moment barstten de omliggende West-Vlaamse steden Kortrijk, Oostende en Brugge uit hun voegen. In de nieuwe polder, Mandelland, werd een deel van de oppervlakte voor grazende koeien gereserveerd, maar in een andere, grotere zone zou een nieuwe stad komen, met als naam Roeselare, genaamd naar de Roesel, een driemaster die er in 1850 was gezonken, net toen uitgerekend de onfortuinlijke koning Leopold I bis aan boord zat. De arme man overleefde het niet. Roeselare werd gepland: straten in dambordpatroon, maar ook ‘creatieve’ huizenblokken die uiteindelijk in een minimalistische seventies-eighties-stijl werden opgetrokken. De Grote Markt was een, mja, open ruimte die vrijkwam door de amputatie van vier huizenblokken. Het plein grensde net niet aan streets en avenues en evenmin aan een Albrecht Rodenbachstraat, want die laatste was in Hasselt geboren, maar aan de Lepelstraat, de Vorkstraat, de Messtraat en de Soepbordstraat. Hier en daar waren wat café’s in de benedenverdieping van appartementsgebouwen die dateren uit 1983. Een blok werd ingenomen door een Carrefour. Een school nam zijn intrek in een, laten we eerlijk zijn, stijlvol staaltje van moderne architectuur en viel des te meer op omdat de omringende cementen artefacten, well, geen architecturale adonissen waren. En zijn. Rondom het centrum heb je de Dierwijk met Beerstraat, Hondstraat, Katstraat en Visstraat, terwijl de Schlagerzangerwijk bestaat uit het Eddy Wallyplein, de Danny Fabristraat en de Johnny Turbolaan. Een klein jachthaventje is een nostalgische herinnering aan het vele waterverkeer dat hier indertijd plaatsvond. De vissers uit de dorpen rond het vroegere Mandelmeer zijn intussen al lang naar fytoproductie of biolandbouw overgeschakeld. Mandelland is nog steeds door een gekanaliseerde rivier met de Noordzee verbonden, maar die werd ter hoogte van Lissewege met een dijk van de Noordzee afgesloten.
Dat was min of meer wat we in Almere zagen. Je rijdt de stad via moderne autowegen binnen. Af en toe worden die onderbroken door rotondes die je toegang geven tot de Danswijk, de Filmwijk of de Staatsliedenwijk. Straten zijn er respectievelijk genoemd naar de Rumba en de Wals, naar Hitchcock en Bunuel, naar Roosevelt en Churchill. Vele grachten – hoe kan het ook anders – zorgen voor afwatering, fietsers zijn er koning. De bungalows in de verschillende wijken zien er allemaal hetzelfde uit, al moeten we toegeven dat het erger kon. Het centrum was niet al te groot. De straten hadden er eenvoudige namen, het marktplein was niet meer dan een open ruimte tussen enkele anonieme huizenblokken, hoewel het ook al moderne station wel iets had. Een grotere boulevard met boompjes moest optochten met majorettes of een carnavalstoet mogelijk maken. Mja. Echt overtuigd waren we niet. De jachthaven, wat verderop, was wel eens leuk om rond te wandelen, maar dan vooral omdat er een mooie driemaster te bewonderen was. De luxueuze appartementen met zicht op meer waren iets mooier, maar het is toch bijzonder anoniem. Dit was bij mijn geboorte – eind jaren zeventig – nog braakliggend terrein of minstens een bouwput. Het blijft raar.
Idem dito in Lelystad. Een vers aangelegde kaai aan een artificiële gracht was creatief bebouwd. Ook de evenementenhal was mooi maar voor de rest anonimiteit troef. En toch wonen er duizenden mensen, waarvan het grootste deel nooit iets anders heeft gekend. Is men minder gelukkig in die omgeving dan zij die in, pakweg, Leiden of Delft zijn opgegroeid? Als buitenstaander kan je daar bevestigend noch ontkennend op antwoorden. We laten het in het midden, maar één ding is zeker: het is fascinerend.
Noordoostpolder
Op weg naar het noorden moesten we dwars door de Noordoostpolder rijden. Ook dit, in het verlengde van Flevoland, is gebied dat werd gewonnen op het IJsselmeer. Toen de polder werd aangelegd, in de tweede helft van de jaren dertig, was er immers al geen sprake meer van de Zuiderzee, want die hield op 28 mei 1932, om twee na één ’s middags, op te bestaan. Op dat moment werd het laatste gat in de Afsluitdijk gedicht. Er werd voorrang gegeven aan het noordoosten van het IJsselmeer omdat daar een grotere afzetmarkt was voor de vrijgekomen gronden. Het waren, zoals we van de Nederlanders ondertussen gewoon zijn, opnieuw grote werken, waarbij twee eilanden naar de geschiedenisboeken werden verwezen: Schokland en Urk. Schokland was een lang, rechthoekig eiland met twee dorpen: in het noorden Emmeloord en het zuiden Ens. Het noorden was katholiek, het zuiden protestant. Twee werelden op één eiland en die werden in het midden van de Zuiderzee meer dan eens door zware stormen getroffen. In 1859 was het welletjes geweest: Willem III liet het eiland haast volledig ontruimen. Pas een kleine eeuw later kwam er weer bewoning op de plaats, maar toen was het gewoon een deel van de Noordoostpolder.
Urk onderging hetzelfde lot. De geschiedenis van het voormalige eiland is zowaar nog merkwaardiger. Het streng protestantse Urk is steeds een kleine, gesloten gemeenschap geweest, met alle gevolgen van dien. Inteelt was er schering en inslag, terwijl het dorp in Nederland de primus qua nataliteitsgraad was en is. De Heer volgend resulteert dit in een vruchtbaarheidscijfer van bijna 22 ten duizend, waarmee de Urkers nét niet het dubbele van het landelijke gemiddelde bereiken. Christen-Democraten en religieuze partijen behalen bij de verkiezingen samen niet louter een ruime meerderheid, maar een ronduit stalinistische score. Het cumulatieve stemmenpercentage van het CDA, de SGP en de ChristenUnie bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer van 2006 bedroeg niet minder dan 93,8% en dat is nauwelijks minder dan de score van de Chinese communisten bij geveinsde verkiezingen.
Urk leeft grotendeels van visvangst. De afsluitdijk heeft daar niets aan veranderd. Het werd veruit de grootste vissershaven van het land en de visverwerkende industrie leerde het dorp kennen. Ondanks de ruime vloot worden de zeedieren voor het overgrote deel niet meer via het water aangevoerd, maar wel over land. Vrachtwagens met vis rijden af en aan en worden in Urk verhandeld. Afgelegen, ietwat excentriek, gesloten maar niet dood: zelfs zonder eilandstatus is Urk springlevend.
Michelin leert ons dat Giethoorn in Overijsel een mini-Venetië is. Jammer genoeg is het er niet enkel pikdonker, maar vooral bijzonder verlaten. In februari lijkt dit wel een spookstad te zijn. Niets, maar dan ook niets valt er uit de vermeende kanaaltjes op te maken. Parkings lijken er bij overvloed te zijn, maar wij kunnen er op een koude zaterdagavond niets doen. Toeristische trekpleisters volgen nu eenmaal de wetten van de economie. En we kunnen hen geen ongelijk geven, want wie haalt het in zijn hoofd om op zo’n onmogelijk moment deze oorden aan te doen?
Ondertussen waren we al in het even donkere Vollenhove gepasseerd. Deze stad – sinds de dertiende eeuw heeft de liliputter stadsrechten – lag oorspronkelijk aan de Zuiderzee, maar heeft na de voltooiing van de Noordoostpolder haar kust verloren. Lang geleden was precies dat de voornaamste bron van inkomen. De Vollenhovers visten op steur, maar na de inpoldering en het verlies van een echte vissershaven ging dit ter ziele.
Groningen
In Groningen is het duidelijk waarom we in het hoge noorden van dit land zijn beland. Het is er zowaar nog kouder dan elders. De sneeuw ligt nog volop langs de weg en op de parking van ons hotel is het uitkijken geblazen. Op zaterdagavond ligt deze studentenstad er op vele plekken verlaten bij, maar het lijkt op het eerste zicht een aangename bedoening te zijn: een mooie universiteitshal, een plein genre Leuvense Oude Markt, vele boekhandels, … Eventjes lijkt er zelfs een mooi overdekt marktje te zijn, maar onze hoop wordt al gauw aan diggelen geslagen. Het gebouw huisvest nu de lokale Albert Heijn. Weg romantiek.