<!–
–>Schroom overvalt mij als ik wil schrijven over iets waar ik nauwelijks mee vertrouwd ben, maar voor Edward Hopper (1882-1967) zet ik die gêne met plezier aan de kant. De rust die ’s mans werken uitstraalt is zo indrukwekkend dat ik geen enkel valabel argument vond om niét naar zijn overzichtstentoonstelling in het Grand Palais te trekken. Het gebeurt de laatste jaren wel vaker dat grote Parijse musea expositieruimtes enkele maanden uitlenen aan het oeuvre van buitenlandse artiesten die je niet meteen met de lichtstad associeert. Twee jaar geleden bezochten we in het Musée d’Orsay de grote collectie Ensors (die overigens al in het MoMa was tentoongesteld) en volgend jaar komt Roy Lichtenstein naar Parijs. De Franse hoofdstad is te dichtbij om die enige kansen aan ons voorbij te laten gaan.
Hopper’s magnum opus zagen we al in het Art Institute in Chicago. Naar Nighthawks kan je uren turen en het vat de essentie van de Amerikaanse artiest samen: een geniaal gegoochel met lichtinval en schaduw, gecombineerd met realistische figuren waarover je je meer vragen wil stellen dan strikt noodzakelijk is. Wat gaat er om in het hoofd van de man en de vrouw die doelloos voor zich uit staren? Zitten ze met problemen waar iedereen in de grootstad mee kampt? Relatieperikelen, geldzorgen of het gemis van een pas overleden dierbare? En die garçon, wacht hij tot de laatste klanten ophoepelen of doet hij braaf zijn werk zoals elke avond? De man bij het zoutvat vertoont alvast geen aanstalten om snel te vertrekken. Zijn boek lijkt nog niet uit te zijn. Met wat goede wil en zin voor anachronisme zie je er zelfs een iPad Mini in. Subliem. Bovendien is het origineel exemplaar groter dan je zou denken, zodat elk detail perfect zichtbaar is. Kortom, was Nighthawks een Amerikaans politicus, dan werd hij wegens zijn mensenkennis zonder campagne te voeren makkelijk tot president verkozen.
In Parijs zagen we hoe Hopper doorheen zijn ganse leven is geëvolueerd. Als jongeman trok hij drie keer naar de stad om de stiel te leren. Het werd al snel duidelijk dan hij toen nog niet in staat was om Nighthawks (1942) te schilderen. De weergave van een binnenkoer van een klein Parijs huisje was niet meteen een meesterwerk, maar het bevatte desalniettemin alle ingrediënten waaraan hij zijn ganse leven zou wijden. Al kon hij er zijn boterham nog niet mee verdienen, want intussen was Hopper aan de slag gegaan als illustrator van talloze tijdschriftcovers of cartoons. Die staken hem jammer genoeg in een carcan: hij diende rekening te houden met de stijl van de opdrachtgever.
Gelukkig kon Edward Hopper later wel zijn zin doen. Zijn taferelen laten ons binnenpiepen in Main Street America van voor, tijdens en na de tweede wereldoorlog. Het leven zoals het is: huizen, appartementsgebouwen, tankstations, spoorwegen, kortom, het alledaagse leven van de gewone man. En die mocht af en toe toch ook eens tot rust komen. Hopper’s beelden van de Atlantische stranden uit het hoge noordoosten van de Verenigde Staten, vuurtorens incluis, doen ons bibberen van kou, maar verpletteren tegelijk dat laatste greintje zin om naar één van onze Costa’s te trekken. De kusten waar de Sandy’s en consoorten af en toe lelijk huishouden moeten toch ook de moeite waard zijn. Edward Hopper is de beste reclame om enigszins melancholische Amerikanofielen naar Massachusetts en Maine te laten afreizen. Lange strandwandelingen en roadtrips langs dorpen waar de American Dream ooit de harde realiteit was.
Haast u, want het aantal tickets slinkt met het uur.